Nederlands Insituut van Psychologen
Positieve psychologie
sectie Ouderenpsychologie
juli 2020
 
 
Positieve psychologie in het verpleeghuis
Welzijn van zorgmedewerkers en bewoners
Onderzoek in verpleeghuizen is vaak gericht op het verminderen van negatieve aspecten. Noortje Kloos pakt het anders aan. Vanuit de positieve psychologie kijkt ze naar hoe welzijn gemonitord en verbeterd kan worden. Daarbij richt ze zich zowel op zorgmedewerkers als bewoners. De onderliggende theorie waar in dit proefschrift mee gewerkt wordt is de “Basis psychologische behoeften theorie”. Deze theorie gaat ervan uit dat welzijn beïnvloed wordt door de vervulling van drie psychologische behoeften: de behoefte aan autonomie, verbondenheid en competentie. Welzijn wordt zowel onderzocht vanuit “je goed voelen” (algemeen welzijn), als “goed doen”. Dit laatste wordt gemeten als werkbetrokkenheid voor de zorgmedewerkers en betrokkenheid bij een activiteit voor bewoners.

In de werksituatie bleken voor zorgmedewerkers alle drie de behoeften vervuld te worden. Dit was het sterkste voor competentie. De behoeften droegen alle drie significant bij aan algemeen welzijn en werkbetrokkenheid. Vooral autonomie en verbondenheid droegen bij aan werkbetrokkenheid. Voor algemeen welzijn bleken alle drie de behoeften verschillende onderdelen hiervan, positieve en negatieve emoties en levenstevredenheid, te verklaren. Samen verklaarde de behoeften werkbetrokkenheid. Behoeften hoefden niet even sterk vervuld te worden om welzijn of werkbetrokkenheid te vergroten, maar zijn dus wel allen van belang.

In een tweede studie werd gekeken of de waardering van een behoefte door de zorgmedewerker de relatie tussen de behoefte en werkbetrokkenheid beïnvloedde. De behoefte waar significant het meeste waarde aan gehecht werd was competentie. De scores waren vergelijkbaar met het eerste onderzoek, maar weken af qua verklaarde variantie, alleen autonomie verklaarde werkbetrokkenheid. De relatie tussen werkbetrokkenheid en behoeften bleek niet beïnvloed te worden door de waarde die de zorgmedewerkers aan een behoefte hechtten. Los van hoe belangrijk iemand een behoefte acht, iedereen profiteert dus van de bevrediging van alle behoeften bij de uiteindelijke mate van werkbetrokkenheid. Maar het meest van de vervulling van autonomie.

Vervolgens werd een online positieve psychologie interventie onderzocht waarmee gekeken werd of het mogelijk was het algemeen welzijn, de werktevredenheid en werkbetrokkenheid van zorgmedewerkers te verhogen. De interventie bestond uit een digitale wereld waarin op eilanden opdrachten uitgevoerd moesten worden die bij 8 modules hoorden. Onderwerpen waren positieve emoties, krachten, krachten gebruiken, optimisme, zelf-compassie, veerkracht, positieve relaties en spiritualiteit. Over het algemeen werd de interventie acceptabel gevonden, maar de meningen over het nut en de inhoud (persoonlijk, niet werkgerelateerd) liepen sterk uiteen. Er werd geen effect van de interventie gevonden. Redenen van gebrek aan effect kan onder andere de reeds bij aanvang hoge mate van welbevinden, werktevredenheid en betrokkenheid zijn. Mogelijk zijn er echter sociaal wenselijke antwoorden gegeven, omdat deelnemers door het vanuit de werkgever verplichte karakter van de interventie getwijfeld hebben aan de anonimiteit. Een van de adviezen voor verbetering die de onderzoekers geven is het betrekken van de doelgroep bij het opzetten van de interventie. Dat zouden eigenlijk alle onderzoekers moeten doen.

Om na te gaan hoe goed zorgmedewerkers het welzijn van de bewoners in kunnen schatten, werden zorgmedewerkers getraind in observeren en inschatten van welzijn. Dit gebeurde aan de hand van de vraag “hoe gelukkig of betrokken iemand was in de afgelopen week” met keuze uit 5 omschrijvingen als antwoord. Daarnaast werd een deel van de antwoorden schriftelijk gemotiveerd. De bewoners beantwoorden zelf vergelijkbare vragen. Zorgmedewerkers bleken het welzijn van de bewoners significant te overschatten. Hoe meer uren iemand werkte, hoe hoger het welzijn werd ingeschat. Ook verschilden de inschattingen tussen de medewerkers veelal. Wat opvallend was, is dat zorgmedewerkers geluk en betrokkenheid vaak als stabiele persoonsfactoren of situationele aspecten zagen, in plaats van “zich goed voelen” (geluk) of “opgaan in een activiteit” (betrokkenheid). Een mooi advies wat de onderzoekers geven om de inschattingen te verbeteren, is om de zorgmedewerkers het perspectief van de bewoner in te laten nemen. Daarnaast geven zij aan dat de woordkeuze in de antwoorden ook kan beïnvloeden. “Hoe gelukkig iemand was”, kan anders opgevat worden dan de vraag “hoe goed iemand zich voelde”.  

Daarnaast werd gekeken naar de relatie tussen behoefte vervulling en welzijn bij bewoners op een somatische afdeling. Opvallend is dat om het subjectief welzijn te bepalen de Geriatric Depression Scale (GDS 8) werd gebruikt. Hoewel normaal gebruikt als depressievragenlijst, meet deze de balans tussen positieve en negatieve gevoelens en is daarmee bruikbaar om subjectief welzijn te meten. Verder werd levenstevredenheid gemeten met behulp van de Satisfaction with Life Scale (SWLS). Hogere behoefte vervulling bij de basismeting bleek samen te hangen met minder depressieve gevoelens en hogere levenstevredenheid bij de eindmeting. Autonomie had de sterkste en enige unieke relatie met welbevinden. Competentie werd door veel bewoners als irrelevant gezien en de meting had een lage betrouwbaarheid. Daarom werd deze buiten de berekening van het belang van balans tussen de behoeften gelaten. Balans tussen de vervulling van autonomie en verbondenheid bleek van belang te zijn voor de mate van welzijn. Competentie had een unieke relatie met depressie, waaruit blijkt dat het wel degelijk een rol speelt bij welzijn. Interventies moeten zich dus op alle drie de behoeften richten en deze zo veel mogelijk in balans brengen. 

Aansluitend werd een interventie voor zorgmedewerkers geïntroduceerd om het welzijn van de bewoners te verhogen. Onderzocht werd welke factoren een rol speelden bij de intentie en daadwerkelijke implementatie van de interventie. De interventie bestond uit drie delen: meten van welzijn, plannen van behoefte vervulling en kleine gedragsveranderingen om de behoefte vervulling te ondersteunen. Bevorderende factoren hingen vooral samen met de interventie en de gebruiker, belemmerende met de gebruiker en de organisatie. Per onderdeel van de interventie verschilden ze. Een stabiele organisatie en één training tegelijk en goede implementatie instructies waren van belang voor meten van welzijn. De sociale steun van collega’s en eenvoudige integratie in de dagelijkse zorg waren van belang voor kleine gedragsveranderingen. Plannen van behoeftevervulling werd als niet nuttig gezien. Ook het overschatten van het welbevinden kan meegespeeld hebben, waarom zou je (nog meer) investeren in iets wat al goed is. 

Take home message: Benader welzijn van de positieve kant. Draai de GDS eens om. Zorg voor basisbehoeften vervulling bij zorgmedewerkers en bewoners. Betrek zorgmedewerkers en vooral teams bij interventies (omgangsplan). Staat het team er niet achter, dan gebeurt het niet. Zorg dat je interventies te verweven zijn in de dagelijkse zorg. Ondersteun bij implementatie. Laat bewoners daar waar mogelijk zelf de mate van welzijn aangeven. Laat zorgmedewerkers bij observatie het perspectief van de bewoner innemen. Check of je dezelfde taal spreekt. 
Bekijk het proefschrift  
+31 30 820 15 00  |  info@psynip.nl  |  www.psynip.nl  |  © 2024 NIP
Volg ons:
Facebook   Twitter   Linkedin
...